Erfgoed van de week: Gevallen ster

Door Bert Fermin

Deze week hebben we een niet door mensen gemaakt voorwerp als erfgoed van de week. Namelijk een fossiele zee-egel. Van vuursteen, afkomstig uit het Oostzeegebied. Meer specifiek: de soort Galerites sulcatoradiatus, die vooral gevonden wordt op het Noord-Deense eiland Fur. Op zich niet bijzonder, er zijn miljoenen fossiele zee-egels. Het is de context die hem bijzonder maakt. Namelijk een akker aan de Baankstraat. Fossiele zee-egels kom je normaal gesproken niet tegen op akkers die op dekzand zijn gevormd. Dekzandkoppen bestaan alleen uit zand en soms wat fijn grind dat klein genoeg is om daar door een stevige windvlaag te zijn afgezet. Al het andere is daar door mensen terecht gekomen. En op de betreffende akker is er heel veel gevonden dat daar door mensen terecht is gekomen, vooral uit de vroege middeleeuwen. Maar waarom een fossiele zee-egel?

Allereerst moeten we vaststellen dat fossiele zee-egels vaker voorkomen in vroegmiddeleeuwse contexten. Een goed voorbeeld is de bebouwing binnen de Viking-handelsplaats Haithabu / Hedeby. Hier werden tientallen fossiele zee-egels gevonden. Een daarvan was bovendien in een zilveren hanger gevat, een teken dat ze niet als gewone keien werden gezien. In Angelsaksische graven worden fossiele zee-egels ook gevonden, soms in de handen van de overledene gedrukt. Maar waarom?
Waarschijnlijk heeft dat te maken met het stervormige patroon op de fossiele zee-egels. Er is wel gesuggereerd dat mensen dachten dat het gevallen sterren waren, een soort meteorieten dus. Dat klinkt misschien wat vergezocht, maar hetzelfde werd gedacht van “belemnieten” (letterlijk pijl-stenen), de fossiele staarten van inktvissen. Deze werden “donderkeilen” genoemd, en men dacht dat ze het resultaat waren van blikseminslag. Geslepen vuurstenen bijlen heetten trouwens ook donderkeilen. Je kon ze in de nok van je huis bewaren. Het hielp tegen blikseminslag in je rieten kap. Dat was volkomen logisch: iedereen wist dat bliksem nooit twee keer in op dezelfde plek inslaat. Dus als de donderkeil het resultaat was van blikseminslag, dan was je huis daar verder van gevrijwaard. En als je geen donderkeil bij de hand had kon je ook altijd nog donderbaard (huislook) op je dak planten.

Een ander voorbeeld van deze gedachtegang was “elfschot”. Iedereen wist dat de vuurstenen pijlpunten die je soms vond niet door mensen waren gemaakt, maar door elfen (die in grafheuvels woonden). Als je ze om je nek droeg beschermden ze jou of je vee tegen schoten van elfen, en voorkwam je plotselinge pijnscheuten in je been of onverklaarbare pijn bij je vee. Het fenomeen is beschreven in Angelsaksische medische teksten.
En de zee-egel? Middeleeuwers waren bijzonder op hun hoede voor vallende sterren. Kometen betekenden groot naderend onheil. Dat wist iedereen. Maar ook die vielen gelukkig nooit tweemaal op dezelfde plek.

...rest nog de vraag waarom er juist een Déénse zee-egel op deze plek ligt. Maar dat is weer een andere discussie.