Erfgoed van de week: Corneliussen op de Laarstraat

Door Bert Fermin

In 2009 zijn er in de Laarstraat bij de vervanging van het riool twee delen van pelgrimsinsignes gevonden. Daarvan is er destijds één als St. Cornelius geïdentificeerd, herkenbaar aan de pauselijke tiara op zijn hoofd. De ander was een baardige kop met een (beschadigde) kroon op zijn hoofd, een koning dus. Zo heel veel baardige koningen die heilig waren zijn er niet. Sint Olaf is een optie maar daar hoort altijd een bijl bij (hij was immers een Viking) en Karel de Grote was een optie omdat die in 1165 ook heilig werd verklaard door de tegenpaus (hoewel de andere paus dat dan weer niet erkende). Bovendien is een interpretatie als Karel de Grote aantrekkelijk omdat Zutphenaren vaak in Aken kwamen, waar hij vereerd werd/wordt. Er zijn bovendien meerdere pelgrimsinsignes uit Aken gevonden in Zutphen (met onder andere de Heilige Tunica van Maria).

Onlangs kwam een van onze trouwe detectorspecialisten, Sicco Siegers, er echter achter dat ook dit insigne St. Cornelius voorstelt. Een bijna identiek exemplaar toont immers een heilige met een driedelige tiara. De twee bovenste delen van de kroon waren bij het insigne uit de Laarstraat afgebroken. Twee Heilige Corneliussen bij elkaar dus. Dat kan bijna geen toeval zijn, aangezien er verder nog nooit een Corneliusinsigne is gevonden in Zutphen. Om daar achter te komen moeten we dus weten wat er speciaal was aan St. Cornelius en wat er binnen Zutphen speciaal was aan de Laarstraat.

Onthoofde paus

Cornelius was een rijke Romein uit de derde eeuw na Christus. Hij werd in 251 tot paus gekroond en binnen twee jaar alweer onthoofd. Daarmee werd hij een martelaar voor het geloof en al gauw heilig verklaard. Heiligen hadden een hotline met God en konden worden aangeroepen tegen allerlei kwalen en misère. God zelf kon dat vervolgens rechtzetten. St. Cornelius werd bijvoorbeeld aangeroepen tegen epilepsie (“Corneliusziekte”), krampen, oorsuizen etc. Maar bovenal tegen kwalen bij runderen en ander hoornvee. Volkomen logisch: het woord “cornus” in zijn naam betekent namelijk “hoorn” in het Latijn, en alles heeft zo zijn reden. Er waren een paar plaatsen waar stukjes van St. Cornelius bewaard waren. Een bekende was de twaalfde-eeuwse abdij van St. Cornelius en St. Cyprianus in Ninove (bij het Oost-Vlaamse Aalst). De abdij was ook steenrijk, want problemen met runderen kwamen natuurlijk heel erg vaak voor en het daar getoonde reliek had ongetwijfeld veel bekijks. Hoewel het door Siegers gevonden voorbeeld aan Ninove wordt toegeschreven, ligt het meer voor de hand dat onze insignes uit Kornelimünster komen. Kornelimünster ligt immers bij Aken en dus in het gebied waar Zutphenaren nauwe contacten mee hadden – in tegenstelling tot Vlaanderen. Leuk weetje is trouwens dat de relieken van St Cornelius daar door Karel de Grote nog naartoe zijn gehaald, waarmee de link met Karel toch een beetje behouden blijft.

Maar waarom juist in de Laarstraat? De Laarstraat ligt in de wijk Spittaalstad (Polsbroek). Deze wijk was als het ware tegen de stad aangeplakt en lag dan ook buiten de stadsmuur (er was wel een aarden omwalling). Kenmerkend was het agrarische karakter. Niet alleen waren er veel moestuinen, er waren ook heel veel dieren binnen de wallen (en ook daarbuiten, die gehouden werden door boeren die in de Laarstraat woonden). Bij de opgraving aan de Halvemaanstraat  werden onder meer een potstal en vele kadavers opgegraven. Kadavers werden uiteraard alleen begraven als een dier aan een ziekte was gestorven (denk aan runderpest), anders eindigde het in mootjes bij de slager.

Als Laarstrater was het dus best de moeite om eens een keer naar Ninove te reizen en een gezegende insigne op de kop te tikken die je vee kon beschermen tegen de runderpest. En baatte het niet, dan was het waarschijnlijk de enige kans die je als boer had om eens een keer wat van de wereld te zien.