Erfgoed van de week: Accumulatievondsten

Door Bert Fermin

Doorgaans wordt een archeologisch object gevonden door één persoon, al is dat meestal in teamverband. Metaalvondsten worden meestal gedaan door één detectorist. Meestal, maar niet altijd. Soms wordt een object gevonden door meerdere mensen. Dat kan als een object ooit gebroken is en de twee helften op enige afstand van elkaar worden gevonden. Nederlands bekendste voorbeeld is de fibula van Wijnaldum. Dit is een grote zilveren, vergulde mantelspeld met edelstenen uit de zevende eeuw waarop een afbeelding van Wodan te zien is. Het eerste stuk werd gevonden in 1953, maar daarna zijn er steeds stukjes van gevonden zodat de vorm inmiddels wel duidelijk is, al weten we zeker dat er in de bodem ook nog stukken moeten liggen, zoals de centrale ronde plaat. De fibula van Wijnaldum is natuurlijk een bijzonder opvallend object, waarvan al snel duidelijk is dat stukjes bewerkt zilver die in de buurt worden gevonden deel uitmaken van dit pronkstuk. Maar het blijft opmerkelijk dat in een periode van bijna zestig jaar verschillende stukjes van zoiets ouds door verschillende mensen gevonden worden.

Toch komt dit vaker voor wanneer er op een bepaalde plek goed wordt gezocht. In en rond Zutphen kennen we hier redelijk wat voorbeelden van. Een opengewerkte waarschijnlijk elfde-eeuwse vergulde hanger van de Voorsterallee bijvoorbeeld werd door twee verschillende mensen in twee verschillende jaren gevonden. Maar we kennen ook voorbeelden van delen van gebroken fibula’s, pelgrimsinsignes en zelfs muntjes die los van elkaar zijn gevonden. Misschien het mooiste voorbeeld is een stuk paardentuig uit Brummen waarvan inmiddels vijf stukken zijn gevonden door drie verschillende mensen. Het gaat om een waarschijnlijk twaalfde-eeuwse bolle schijf die versierd is met leeuwenkopjes en sterren. De reconstructie van dit unieke stuk is al zeker drie maal aangepast wanneer er weer een nieuw stukje werd gevonden.

Een andere mogelijkheid is als voorwerpen op zich niet gebroken zijn, maar uit meerdere delen bestaan. Zoals ijzeren stijgbeugels met bronzen kattenkopjes uit de tiende eeuw. We kennen nu van één vindplaats vier kleine kattenkopjes die bij de beugel zaten en één grote kattenkop die het ophangpunt van de stijgbeugel afdekte. Het gaat dus om een set stijgbeugels, waarvan alleen nog één grote kattenkop nog niet gevonden is. Het ijzer is vergaan.

Iets dergelijks zien we bij een setje identieke, vrij bijzondere kruisvormige fibula’s uit de Karolingische tijd waarvan na misschien wel vijftien jaar het tweede exemplaar werd gevonden door een andere zoeker, niet ver van het eerste exemplaar. Dergelijke fibula’s werden als een setje gedragen door vrouwen, waarbij ze verbonden waren door een kettinkje – dat verloren is gegaan.