Erfgoed van de week: Met de pop in de arm…

Op 4 februari 1688 stuurt Hans Hendriksen Cahlee een rekening naar het stadbestuur van Zutphen van net iets meer dan 44 gulden. Het is een keurige factuur, alles is netjes nader gespecificeerd; hij vraagt zes gulden voor een eerste marteling van de misdadigster op het stadhuis. Voor het begeleiden van de vrouw naar de “iustitie platz” rekent hij drie gulden. Voor het vastzetten in ijzeren beugels, het half uur tentoonstellen en het weer terugbrengen naar het gevang is de stad in totaal acht gulden kwijt. Wat volgt zijn nog een geseling, de kosten voor het touw, de garden en het buiten de poort leiden. Deze laatste post is wat hoger uitgevallen dan de gebruikelijke drie gulden. Hans schrijft hierover dat hij drie gulden meer gerekend heeft dan gebruikelijk, aangezien het grote ongemak dat hij had van het gedrang van de mensen en hun onbeschaamdheid.


In de rekening vinden we ook een in eerste instantie nogal vreemde post: “haer die poppe in die arm to binden”. Dit betekent dat haar een pop in de armen gebonden werd, voordat ze ten toon werd gesteld voor de bevolking. Deze pop moet een baby voorstellen en is symbolisch voor de misdaad. Uit de resolutieboeken van de stad Zutphen blijkt dan ook dat deze rekening gaat over de marteling en terechtstelling van Aaltje Muller, die kindermoord zou hebben gepleegd. We weten verder niets van Aaltje, de misdaad waarvan ze werd beschuldigd of zelfs haar dood. We weten alleen dat Zutphen uitliep om de misdadigster te zien en wat haar marteling de stad heeft gekost…