Erfgoed van de week: Kompasmicroscoop

Kompasmicroscoop evdw 17

In de grachtenbagger van Huis ’t Velde vonden de archeologen onlangs iets bijzonders: een goed geconserveerde, 145 millimeter lange kompasmicroscoop, die ook nu nog in aparte onderdelen uiteen te schroeven is. Deze microscopen werden in separate delen in een foedraal bewaard en hadden verschillende lenzen.

Een kompasmicroscoop is een type microscoop dat vooral in het tweede en derde kwart van de achttiende eeuw werd gebruikt. Het zijn microscopen die in de hand gehouden konden worden (het exemplaar van ’t Velde heeft een ebbenhouten handvat). Kenmerkend is de zilveren reflector rond de lens (de laatste ontbreekt), die voor het eerst toegepast werd door Lieberkuhn in de jaren dertig van de achttiende eeuw.

Een ander kenmerk van dit type is de centrale bevestiging voor een objectief (gaatje in het midden, het objectief zelf ontbreekt). De objectarm was roteerbaar waardoor het te bekijken object verder of dichter bij de lens gebracht kon worden. Lenssterktes waren bijvoorbeeld 14x, 21x, 30x en 58x.

Er waren vele varianten in omloop. Dergelijke microscopen werden vooral gebruikt om insecten en plantendelen goed te kunnen bekijken en ze werden ook wel vlooienglazen genoemd. Het vinden van een dergelijk object in een archeologische context is een absolute zeldzaamheid. Het past goed in de tijd van de Verlichting en de groeiende belangstelling voor de natuur. Een belangrijke exponent hiervan was Jan Floris Martinet (1729-1795), die tussen 1775 en 1795 in de stad Zutphen woonde en er in 1777-1779 ook zijn boek “Katechismus der Natuur” schreef, een werk dat tot in het begin van de twintigste eeuw nog op scholen werd gebruikt.