Erfgoed van de week: Beroepen en patenten

Bij de uitvoering van scanprojecten ben je vooral bezig met het “plaatje”, met name de leesbaarheid van de stukken. Maar soms trekt de inhoud van een stuk onweerstaanbaar de aandacht. Neem de Opgaaf der Patenten uit 1809, die opdook bij het scannen van de serie Ingekomen stukken van het stadsbestuur van Lochem uit hetzelfde jaar…

Deze opgaaf toont een lijst van beroepen, waarvan we er vele nog wel herkennen. Detaillisten, die net wel of net niet meer de concurrentie van het grootwinkelbedrijf hebben kunnen weerstaan.
Bij andere kunnen we ons wel voorstellen wat ze inhielden, ook al bestaan ze niet meer. Zoals: biljardhouders, badhuishouders, rariteitenverkopers, kurkensnijders, blikslagers, buskruidverkopers, lijmkokers, schuitenvoerders, spijkermakers en slopkousenmakers. Ze weerspiegelen verdwenen producten en ambachten.

Een enkel beroep zou, gezien de populariteit van het product, misschien weer als niche voor liefhebbers kunnen overleven. Neem de Seltzer- en andere mineraalwaterverkopers.
Tenslotte zijn er die onbekende, met de ogen van nu vreemd ogende, beroepen waarvan we de betekenis moeten opzoeken. Een bloemlezing:

  • lijwatiers, handelaars in /verkopers van lijnwaad, linnen of linnengoed;
  • ordinarishouders, exploitanten van gaarkeukens;
  • uitdragers, handelaars in gebruikte artikelen, zoals kleding en huisraad. De winkel waarin deze handel plaatsvond, werd een uitdragerij genoemd, een term die velen nog wél gebruiken;
  • taan- en runkoopers, taan was een uit run (eikenschors) vervaardigde bruingele verfstof met een ontsmettende en bederfwerende werking waarmee netten en zeilen werden behandeld;
    sporenmakers (makers van ruitersporen);
  • Neurenburgerwinkels, winkels waarin destijds ijzer- en koperwaren uit Neurenburg verkocht werden, kennelijk bekend om hun kwaliteit;
  • rookverdrijvers, onderhoudsreparateurs voor kachels; meestal uitgeoefend door schoorsteenvegers;
  • rottingkoopers, handelaars in wandelstokken;
  • zwaardvegers, wapensmeden, gespecialiseerd in de vervaardiging van zwaarden, dolken en hellebaarden. Maar ook helmen, maliënkolders en harnassen;
  • klingenmakers (of –smeden), waren gespecialiseerd in de vervaardiging van degens, klingen, sabels en zwaarden, waar nodig tweesnijdend;
  • passementwerkers, ook wel boordselwevers genoemd. Brachten gouden, zilveren, wollen en zijden boordsels of passementen of galons aan op overhemden en jasjes.

En wat hadden die beroepen eigenlijk te maken met patenten?

Vanaf 1805 werden bij wet de meeste beroepen, bedrijven en neringdoenden belastingplichtig. Het patent was een soort vergunning voor de uitoefening van een beroep, die elk jaar moest worden aangevraagd. Het vormde de vijfde pijler van het belastingssyteem van minister Gogel van Financiën onder koning Lodewijk Napoleon. Na de invoering werden gaandeweg bepaalde categorieën uitgezonderd, zoals ambtenaren, advocaten, renteniers (!), boeren, dagloners en arbeiders.


Meer lezen over patenten in het tijdschrift ‘Zutphen’ van februari 2010
Meer lezen over oude, verdwenen beroepen op http://www.beroepenvantoen.nl/