Erfgoed van de week: Mijn fiets terug!

Onlangs schonk iemand ons een rijwielplaatje en een ontheffing voor fietsgebruik uit de Tweede Wereldoorlog. Dat plaatje is uniek in onze collectie, de ontheffing niet. Beide laten zien hoezeer de fiets toen al een wijdverspreid vervoermiddel was. De overheid had al in 1897 (in navolging van Frankrijk en België) bedacht dat een belasting op de toen al vrij massaal aanwezige fiets (bij afschaffing in 1941: 861.000 belastbare rijwielen) de schatkist goed zou kunnen spekken. En de Duitse bezetter begon al in 1942 met het confisqueren van, onder andere, rijwielen van Nederlandse burgers.

Alleen gemeenten met een inwoneraantal van meer dan 10.000 personen moesten gehoor geven aan het bevel. In Zutphen begint het in juli 1942 met de gedwongen inlevering van fietsen door de joodse inwoners. Bakker Levison aan de Rozengracht weigert, wordt gearresteerd en zal uiteindelijk in concentratiekamp Mauthausen terechtkomen en dat niet overleven.

In Nederland werden uiteindelijk niet meer dan een op de vijftig fietsen in beslag genomen. Dat dit toch breed als ingrijpend werd beleefd, kwam door de met elkaar gedeelde dreiging van verlies. Maar ook het gebruik van de zinsnede "Eerst mijn fiets terug!" om tijdens de eerste jaren na de bevrijding een wens naar genoegdoening ofwel een "herstelbetaling" te uiten, bleef lang hangen in ons collectieve geheugen.

Rijwielbelasting

Aanvankelijk was er geen controle of bewijs van de heffing. De belasting was gekoppeld aan de personele belasting. Toen in 1924 de rijwielbelasting opnieuw werd ingevoerd (er waren in Nederland toen ruim 1,7 miljoen belastbare fietsen), gold de belasting voor het rijwiel en niet voor de houder. Een speciaal bij 's Rijks Munt geslagen metalen plaatje op of bij het stuur gold als bewijs van betaling. De belastingplichtige moest het plaatje voor drie gulden kopen bij het postkantoor Omdat rijwielplaatjes op grote schaal van fietsen werden gestolen, mocht de fietser ze vanaf 1933 ook zichtbaar op de linkerborst dragen. In de volksmond heette het plaatje onder andere: Colijnsorde (naar de toenmalige minister van Financiën Colijn), Koperen Rijksdaalder, Fiscusblikkie en Fiscale Willemsorde.

In de crisistijd van begin jaren dertig hoefden werklozen niet te betalen, maar dan mochten zij niet op zondag fietsen. Om dit te kunnen controleren, kregen zij een plaatje met een rond gaatje erin. Ook voor deze variant deden al snel veelzeggende bijnamen de ronde, zoals: Armoedegaatje, Koperen brevet van onvermogen en Steunplaatje.

In 1940 brachten de 3,6 miljoen fietsen in Nederland zo'n negen miljoen gulden belasting per jaar op. Dat particulier autogebruik tijdens de bezetting was verboden, droeg aan dit grote aantal fietsen bij. In 1941 schafte de Duitse bezetter de rijwielbelasting en het belastingplaatje af.

Fietsontheffingen

Mede door door brandstofschaarste en het verbod op particulier autogebruik waren tijdens de bezetting vele mensen voor de uitoefening van hun beroep of bedrijf afhankelijk geworden van de fiets als vervoermiddel. Daarom moest de Duitse bezetter al snel na het begin van zijn fietsconfisquaties in 1942 vrijstellingen van inbeslagname uitgeven.
Een tweede vorm van vrijstelling, die vooral fietsers betrof, waren de ontheffingen van het verbod om zonder vergunning de IJsselbrug te passeren. Dit verbod was op 5 december 1944 ingesteld.

Van beide vormen van ontheffingen bevinden zich exemplaren in onze Collectie Tweede Wereldoorlog (archiefnummer 0263). In de slideshow ziet u enkele voorbeelden.

(Bron: Wikipedia)

Deze links openen in een nieuw venster:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijwielbelasting
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eerst_mijn_fiets_terug
http://www.fietsbelasting.nl/