Erfgoed van de week:  Een beleefde brief

Door Ria Gresnigt

Geachte heer/mevrouw, zo beginnen veel van onze zakelijk brieven, maar daar komen de briefschrijvers van de zestiende eeuw niet mee weg. Ze zullen deze aanhef weinig respectvol vinden. Allereerst wordt de titel heer of mevrouw niet algemeen gebezigd, die geldt alleen voor adellijke personen. Zij worden aangeschreven als Welgeboren, edele, genadige heer/mevrouw.

Vrienden

Niet adellijke personen worden aangeduid als vrienden, waarmee gesteld wordt dat de brievenschrijver de ontvangers goedgezind is. Het minste waar men dan een brief mee opent, is Gunstige, goede vrienden, waarbij gunstig staat voor goedgunstig ofwel welwillend. Vaak zet men er dan ook nog eerzame, vrome voor, waardoor de aanhef Eerzame, vrome, gunstige, goede vrienden wordt.

Burgemeester en schepenen van een andere stad worden aangeschreven als Eerzame, wijze, voorzichtige, gunstige, goede vrienden. Vooral de term voorzichtige doet voor ons vreemd aan, maar het wordt hier gebruikt in de betekenis van verstandig, wijs, bedachtzaam.

Het kan beleefder

Het Hof ofwel het provinciebestuur in Arnhem wordt aangeschreven als Edele, waardige, hooggeleerde, erentveste en vrome heren, bijzonder goede vrienden. De term erentveste staat voor hooggeachte. Deze aanhef doet zowel recht aan de adellijke personen die bij het Hof zitten (heren) als aan de geleerden die deel uitmaken van het Hof (hooggeleerde).

De aanhef van een brief varieert niet alleen per persoon of instantie maar ook per onderwerp. Als Zutphen in 1574 bijvoorbeeld aan het Hof de vurig gewenste geschreven privileges terugvraagt gaan ze duidelijk verder met hun aanhef: Edele, waardige, hooggeleerde, erentveste, vrome kanselier en raden van de Koninklijke Majesteit, onzer allergenadigste heren in Gelderland benoemd, uwe gunstige heren. En daar eindigt het nog niet mee. Voor alle zekerheid wordt in de eerste zin nog wat beleefdheid gestopt: Geven uwer edelen, waardigen en lieven geheel gedienstig te kennen... pas dan volgt de boodschap.

De overtreffende trap

Helemaal uit hun dak gaan de leden van het stadsbestuur van Zutphen in 1591 in een brief voor prins Maurits van Nassau en de Raad van State met een verzoek om vermindering van de lasten van het inwonend garnizoen. De aanhef met maar liefst dertien bijvoeglijke naamwoorden luidt: Doorluchtige (1), hooggeboren (2), edele (3), vermogende (4), zeer wijze (5), erentveste (6), vrome (7), voorzinnige (8), discrete (9), goedigste (10), genadige (11), gunstige (12), lieve (13) heren. Ook hier wordt nog wat beleefdheid gestopt in de eerste zin: Wij zenden aan uw vermogenden, genadigen, edelen, discreten, lieven en gunstigen...

Wellicht heeft deze beleefdheid geholpen, want er komt inderdaad enige verlichting in de lasten van de stad in 1591.

Bron van de brief in de video: Oud-archief Zutphen, inventarisnummer 322.