Patenten

De patentbelasting was een van de vijf pijlers van het nieuwe belastingsysteem dat minister van Financiën Alexander Gogel aan het begin van de 19e eeuw had ontwikkeld. Wat patentbelasting is en wat de mogelijkheden voor onderzoek bij het RAZ zijn, leest u in dit informatieblad.

 

Patentbelasting

Het patent was niets anders dan een door de staat uitgegeven vergunning voor het uitoefenen van een beroep. In de Ordonnantie van 1805 werd het ‘Regt van patent’ omschreven als een ‘zekere som welke door ieder, die eenigen handel, eenig bedrijf of beroep of eenige neering wil uitoefenen of zekere voorwerpen van weelde of vermaken begeert te genieten, aan den Lande moet betaald worden’.

In 1819 werden enkele belangrijke wijzigingen ingevoerd en kreeg de patentwet min of meer zijn definitieve vorm, al werden er telkens weer wijzigingen in aangebracht. Een indeling van de beroepen in klassen bepaalde in beginsel de hoogte van de aanslag voor elk beroep. Daarbij werd ook de omvang van het bedrijf betrokken. Doordat de registratie van patentplichtigen tegelijk een controle op behoorlijke beroepsuitoefening inhield, werd te grove beunhazerij voorkomen.

Patentspel gebaseerd op de patentheffing (Ned.Openluchtmuseum PR6008)
Patentspel gebaseerd op de patentheffing, uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum (Collectie Gelderland PR6008)

Betalen om te verdienen

Toen aan het begin van de 19e eeuw de patentbelasting werd ingevoerd, moest het grootste deel van de beroepsbevolking plotseling gaan betalen om te mogen werken. Iedereen die handel wilde drijven, een bedrijf wilde voeren of een beroep, ambacht of nering uitoefenen, diende daartoe een patent aan te vragen. De beroepen waarvoor dat verplicht was werden in de patentwet van 1819 precies genoemd. De overgrote meerderheid van de beroepen was patentplichtig, er waren maar weinig uitzonderingen. Ambtenaren, advocaten en renteniers waren zulke uitzonderingen. Maar ook landbouwers, dagloners en arbeiders hoefden geen patentbelasting te betalen.

Tarieven

De tarieven van de patentbelasting werden eveneens geregeld in de patentwet van 1819. Belastingplichtige beroepen werden ingedeeld in klassen, waarbij ook de omvang van het bedrijf een rol speelde. Dat laatste gebeurde aan de hand van het aantal knechts, het aantal productiemiddelen (denk bijvoorbeeld aan het aantal paarden van een vervoerder, het aantal kuipen in een badhuis etc.) of de geschatte afzet. Zeer lucratieve beroepen kwamen in de eerste klasse, beroepen die maar heel weinig opleverden in de zeventiende. Dit was het A-tarief. Er was ook een B-tarief. Dat gold voor beroepen waarvan werd aangenomen dat ze meer inkomsten opleverden wanneer ze in een grote stad werden uitgeoefend. Hiervoor waren de gemeentes ingedeeld in zes rangen. Amsterdam en Rotterdam waren 1e rang, Zutphen had rang 4, Lochem rang 6. Dit systeem leidde er toe dat het B-tarief maar liefst 144 tariefklassen kende.

De wetgever schreef precies voor welke beroepen volgens het A-tarief en welke volgens het B-tarief moesten worden aangeslagen. Een klompenmaker met één knecht in Lochem (als die er al was) betaalde net als zijn collega in Zutphen 3,75 gulden per jaar voor zijn patent. Maar voor een zadel- en paardentuigmaker ging dat weer niet op. Zo’n ambachtsman betaalde, als hij één knecht in dienst had, in Zutphen 2 gulden voor zijn patent, terwijl zijn collega in Lochem met een even groot bedrijf voor slechts 1,25 gulden werd aangeslagen. De Amsterdamse collega’s betaalden zelfs 4 gulden.

Belastingambtenaren

De klassenindeling van het beroep of bedrijf van een patentplichtige en daarmee de hoogte van de aanslag werd bepaald door belastingambtenaren, die zetters werden genoemd. De zetters werden op hun beurt gecontroleerd door controleurs. De gemeentelijke colleges van zetters en controleurs vergaderden regelmatig en werden daarbij voorgezeten door de burgemeester. Bij onenigheid tussen zetters en controleurs besliste de directeur der directe belastingen van het district.

Het patent werd aangevraagd in de woonplaats. Als iemand zijn beroep elders uitoefende moest vaak ook daar nog apart aangifte worden gedaan. Dat gold met name voor kramers, reizende kooplieden en andere ambulante beroepen.

Kritiek

Er was gedurende de 19e eeuw veel kritiek op de patentbelasting. De ontwikkeling van handel en nijverheid zou er door worden belemmerd. Mensen maakten bezwaar tegen de willekeurige klassenindeling van de beroepen, die onbillijk werd gevonden. Eén van de scherpste critici van de patentbelasting was nota bene Alexander Gogel zelf. Hij bekritiseerde vooral de omstandigheid dat ambtenaren zonder verstand van nering of bedrijf bepaalden wat iemand moest betalen voor zijn vergunning om de kost te mogen verdienen. In 1893 werd de patentbelasting afgeschaft en vervangen door belastingen op bedrijfs- en andere inkomsten.

Welke gegevens vindt u bij het RAZ?

De archieven met betrekking tot de patentbelasting zijn verre van volledig. Van de gemeente Zutphen zijn behouden gebleven de registers op uitgegeven patenten en de registers van patentschuldigen over de jaren 1862-1893. In dit laatste jaar werd de patentbelasting afgeschaft. Van Lochem en Laren zijn stukken bewaard gebleven uit de eerste jaren na de invoering van de patentwet. Met name uit de jaren 1806-1811 zijn bij het RAZ aanwezig enkele registers van afgegeven patenten en kwitanties wegens betaald patentrecht met bijbehorende lijsten en ingeleverde patentakten. Van het college van zetters te Lochem zijn ingekomen brieven, minuten van uitgaande brieven en notulen bewaard gebleven.

Patentschuldigen

De registers van patentschuldigen zijn het meest interessant. Ze bevatten naam, adres en beroep of bedrijf van individuele personen. Soms ook gegevens over de grootte van het bedrijf van een patentschuldige of diens geschatte inkomsten uit het bedrijf. Mede hierop is de klasse-indeling gebaseerd, die eveneens bij elke patentplichtige vermeld staat. Verder zijn nog vermeld het tarief van de aanslag (A of B) en het nummer van het uitgegeven patent.

Patentbladen

Nadat de patentnemer de aanslag, het zegel, volledig betaald had, kreeg hij het door de burgemeester ondertekende patent uitgereikt. Deze patentbladen treft men in het algemeen niet aan in de gemeentelijke archieven. Behalve als ze toevallig deel uit maken van bedrijfs- of familiearchieven die er zijn ondergebracht. Zo bevindt zich in het RAZ het familiearchief van slager A.D. Hamburg. Hierin vinden we ook zijn patentakte uit 1855. Ook werden enkele los ingevoegde patentbladen aangetroffen in het register van patentschuldigen 1862/63. Extra informatie is er – vergeleken met het register van patentschuldigen – in de akten van patent doorgaans niet te vinden.

Overzicht van patentgegevens bij het RAZ

Gemeente Laren:

Gemeente Lochem:

Gemeente Zutphen:

Mogelijkheden voor onderzoek

Voor degenen die op het spoor zijn van voorouders en familiegeschiedenis kunnen de registers van patentschuldigen waardevolle aanvullingen geven op informatie die al in andere, meer gebruikelijke genealogische bronnen, zoals het bevolkingsregister of de akten van de burgerlijke stand, is gevonden. In de registers van patentschuldigen kan over een aaneengesloten reeks van jaren het beroep en vaak ook het adres van een persoon gevolgd worden.

Met name de gegevens met betrekking tot het beroep zijn vaak nauwkeuriger dan die in het bevolkingsregister. Het zoeken in de patentregisters is een zaak van geduld. Noch de persoonsnamen, noch de beroepen zijn op alfabet gerangschikt. Evenmin is er bij de registers een alfabetische index die het zoeken kan vergemakkelijken.

De patentregisters geven ook een indruk van de bedrijvigheid in de stad. Ze maken het mogelijk te reconstrueren hoeveel en wat voor fabrieken, handelsfirma’s, ambachtslieden, winkeliers et cetera er waren en waar ze gevestigd waren. Door de registers van verschillende jaren met elkaar te vergelijken kan een beeld worden verkregen van de economische ontwikkeling van stad of gemeente, al moet daarbij bedacht worden dat niet alle beroepen patentplichtig waren. Deze laatste categorie treffen we in de patentregisters natuurlijk niet aan. Bovendien zijn in de loop van de 19e eeuw telkens wijzigingen in de patentwet aangebracht: beroepen werden vrijgesteld dan wel juist patentplichtig. Ook de tarieven van de patentbelasting ondergingen wijzigingen, zodat het lastig is aan de hand van de klassenindelingen een goede schattingen te maken van de inkomensontwikkeling van een bepaalde beroepsgroep.

Literatuur