Student archeologie maakt eindscriptie over afwijkende graven

Binnen het gehele Erfgoedcentrum Zutphen vinden regelmatig studenten een stageplek. Hugo Pothof (21) uit Lochem, al vanaf jongs af aan geïnteresseerd in geschiedenis en wat er onder de grond ligt, volgt de bachelor opleiding archeologie bij Hogeschool Saxion in Deventer. Hij vond een afstudeer-stageplek bij team archeologie en na zes maanden onderzoek rond hij momenteel zijn eindscriptie af met als onderwerp: ‘afwijkende graven’. Hij vertelt over zijn passie en onderwerp.

Hoe kwam je aan het onderwerp voor jouw stage en eindscriptie?
“Een buitenlands artikel over afwijkend begraven bleef hangen. Maar het contact met Zutphen ontstond per toeval. Tijdens veldwerk op een kerkhof in Borculo sprak ik Norbert Eeltink, fysisch antropoloog met kennis over het menselijk lichaam en voornamelijk het skelet. Met hem kwam ik in gesprek over dat artikel en mijn interesse daarin. Hij introduceerde mijn onderwerp bij de archeologische dienst in Zutphen. Die vond het een interessant onderwerp en zo kwam deze samenwerking tot stand. Daarbij staat de archeologische dienst ook wel open voor eigen ideeën”, vertelt Hugo. Dit stageproduct is inderdaad een mooi voorbeeld van hoe een uniek idee van de student tot iets moois leidt voor de opdrachtgever. Hugo gaat verder: “Wat ik heb gedaan is met bestaande informatie - de oude data van eerdere opgravingen verder uitwerken en uitzoeken - in dit geval iets nieuws doen dan wat normaal standaard is. Dit zorgde ervoor dat er een stapje hoger is gezet. Ik heb de documentatie van vijf grafvelden geanalyseerd, drie uit Zutphen en twee uit Doesburg.” Zijn werkplek was bij archeologie aan de Kuiperstraat in Zutphen en de lijntjes met de archeologen tijdens zijn onderzoek waren daarom kort.

Wat moeten we ons eigenlijk voorstellen bij die afwijkingen?
“In het kort gezegd zijn dat mensen die voor de tijdsperiode en de locatie waar ze begraven zijn niet op de reguliere wijze begraven zijn. Meestal is er een soort rode lijn waar een groot deel van de begraafpopulatie zich aan houdt. Er kunnen allerlei aspecten zijn: waar liggen ze, hoe liggen ze in hun kist, liggen ze überhaupt in een kist of niet. Hoe liggen de armen en de benen? Zo zijn er een stuk of tien, vijftien kenmerken waar mensen toch een soort lokaal patroon in ontwikkelden. Afwijkingen betreffen altijd keuzes. Bijvoorbeeld: normaal liggen de voeten gericht op het oosten, maar in de Gasthuiskerk uit Doesburg, die in een bestaand stratenplan moest worden gebouwd, was dat anders. De kerk stond hier op het noordoosten gericht en daardoor de graven ook omdat ze die parallel hielden aan de kerk. Hier wijkt de volledige populatie van de Gasthuiskerk af van de bekende wijze, maar het is niet onverklaarbaar.”

Hoe heb je het onderzoek aangepakt?
“Ik werkte aan een soort van virtuele opgraving; eigenlijk graaf je via de computer opnieuw. Ik heb het heel kwantitatief proberen aan te pakken met behulp van statistische analyses. Aan de hand van veldtekeningen, foto’s en databases heb ik mijn eigen dataset gecreëerd. Mijn oudste opgraving is uit de jaren 80, de recentere zijn van 2005, 2015. In de basis staan dezelfde dingen beschreven, maar zie je dat men anders te werk ging. De techniek en rapportage veranderden door de jaren. De selectie die ik verzameld had, heb ik op mijn eigen manier gedigitaliseerd zodat het uniform werd. Daarop volgde een analyse per grafveld en daarna de vergelijking met elkaar. En die stappen, resultaten en conclusies heb ik in de scriptie verwerkt. Om die analyse uit te voeren heb ik heel veel geprogrammeerd. Met die nieuwe methode hadden ze hier in Zutphen niet eerder te maken gehad. Tijdens gesprekken en mijn uitleg over dit specifieke programma, voelde ik erkenning en respect. Die wisselwerking is gewoon heel fijn. Mijn stagebegeleiders Bert Fermin, Michel Groothedde en Norbert Eeltink en mijn studiebegeleider konden mij bij diverse onderdelen van mijn stage ondersteuning verlenen; elk op hun eigen gebied stonden ze voor mij klaar”, besluit Hugo Pothof die momenteel in de afrondende fase van zijn scriptie zit. De archeologische dienst is onder de indruk van zijn analyse voor de scriptie. De volgende stap die Hugo nu gaat maken is een master studie archeologie aan de Radboud universiteit in Nijmegen.

Wij hebben op de archeologische dienst in Zutphen altijd wel twee stagiair(e)s rondlopen. Meestal zijn dat archeologiestudenten van Saxion Hogeschool in Deventer, maar soms ook wel van de universiteiten. Daarnaast zijn er ook altijd wel één of twee studenten bezig met het schrijven van een masterscriptie. Die werken aan een Zutphen-gerelateerd onderwerp en bij ons op kantoor kunnen ze gebruik maken van het benodigde vondstmateriaal, datasets en onze archeologische ervaring. De studenten zorgen - net als de vrijwilligers - voor een verfrissende dynamiek en gezelligheid, en leveren ook in praktische zin een zinvolle en substantiële bijdrage aan het archeologische werk.